Het nijvere dal

 

FI-1853-Nijvere-dal

Als België zich in 1830 afsplitst, is Nederland de Vlaamse textielindustrie kwijt. Wil Nederland textiel in Indië blijven verkopen, dan moeten de weefsels beter en goedkoper worden. Om met het fijne Britse garen te concurreren komen er stoomspinnerijen in Almelo en Enschede. Het weven wordt verbeterd door de snelspoel in te voeren. Na deze vernieuwingen kan Twente de Britse concurrentie op de Nederlandse markt wel aan. In Indië blijft dit moeilijk. Waarom is de Twentse textielnijverheid nog geen goede exportindustrie?

Het Nijvere Dal

De weefsels verlaten Twente vanaf een lege plek op de hei. Hier kruist de weg van Almelo naar Zwolle de Regge. In het vaarseizoen is dit een goede plek voor de aanvoer van katoen en afvoer van doek. De Nederlandsche Handel-Maatschappij en Thomas Ainsworth bouwen er in 1836 een weverij en geven de plek een naam: Nijverdal. De weverij is geen succes en wordt in 1839 opgeheven. De N.H.M. gaat dan in Nijverdal weefsels van Twentse fabrikeurs verzame­len en verzenden. De Regge is echter alleen tussen november en april bevaarbaar. Dat zijn de maanden dat de boeren weven. Als zij in het voorjaar weer op het land gaan werken, dan kunnen hun nieuwe doeken pas in de volgende winter vervoerd worden.

KSW briefhoofd

Briefhoofd van de Koninklijke Stoomweverij in de begindagen.

Boer of wever?

De Twentse stoffen hebben in Indië wisselend succes. Soms worden ze niet verkocht omdat er teveel concurrentie van Britse weefsels is. Op andere momenten worden er meer Twentse weefsels gevraagd, dan de fabrikeurs kunnen leveren.

Als er geen vraag is naar hun stoffen, dan weven de boeren minder. Als de vraag toeneemt, weven ze dan ineens meer? Dat kan niet. Als ze druk zijn op het land, dan gaan ze niet ineens weven. ’s Winters weven de boeren de hele dag door, maar dan liggen hun stoffen vele maanden in Nijverdal te wachten tot ze vervoerd worden. In de tussentijd worden de Engelse weefsels goed verkocht. Als de Twentse stoffen eindelijk Indië bereiken, dan is er geen vraag meer naar. Kunnen de Twentse fabrikeurs met boeren en handweefgetouwen blijven weven? Na 1850 groeit de behoefte aan stoom­we­verij­en en aan beroepswevers, die het hele jaar doorwerken.

Oorspronkelijke gebouwen KSW

Koninklijke Stoomweverij Nijverdal. Op de voorgrond het kanaal dat de fabriek met de Regge verbindt.

Koninklijke Stoomweverij

Op een steenworp afstand van Nijverdal handelen de Almelose broers Hein en Godfried Salomonson sinds 1816 in Britse garens. Ze kopen dit bij familie in Engeland en verkopen het door aan Twentse fabrikeurs. Als de vraag naar machinale weefsels toeneemt, valt hun oog op de verlaten weverij van Ainsworth. Hier bouwen de broers Salomonson de eerste stoomweverij in Twente. Nijverdal is niet alleen een goede plek om weefsels te verschepen, maar ook om balen katoen en kolen voor de stoommachine aan te voeren.

KSW buste Willem III

Borstbeeld van Willem I en gedenksteen voor Ainsworth en de N.H.M. in de gevel van de K.S.W.

De weverij start in 1853 met een stoommachine en 10 weefgetouwen. Ook koning Willem III steekt geld in de fabriek, die zich de Koninklijke Stoomweverij (K.S.W.) mag noemen.

“Ik herinner me nog leven­dig”, meldt de latere machinefabrikant Coenraad Stork, “hoe door vele fabrikanten in Twente weinig goeds werd voor­speld van die eer­ste stoomwe­ve­rij; men meende, dat die met de hand­we­verij be­zwaar­lijk zou kunnen concur­ree­ren”.

 

Fabrikeurs worden fabrikanten

De Koninklijke Stoomweverij weeft grote hoeveelheden stoffen voor Indië en maakt zoveel winst, dat er na twee jaar al 360 en later zelfs 576 weefgetouwen klepperen. Nu bewezen is dat weven met stoom goedkoper en beter is dan met de hand, bouwen fabrikeurs binnen enkele jaren ook stoomweverijen in Almelo, Enschede en Hengelo.

KSW briefhoofd 1900 2

Briefhoofd van de Koninklijke Stoomweverij, 1900.

Mechanisch weefgetouw

Op een handweefgetouw wordt de spoel door de wever heen en weer gegooid. Als er een snelspoel is geïnstalleerd, dan zwiept de wever de spoel met een koordje tussen twee stootblokjes op en neer. Het mechanisch weefgetouw heeft ook stootblokjes, maar het koord ontbreekt. Hier slaan twee houten stokken de spoel tussen de stootblokjes heen en weer.

1895 Power loom.

Een mechanisch weefgetouw. De slagstokken zijn goed te zien. Het dubbele wiel links verbindt het weefgetouw via een zware leren riem aan een draaiende as aan het plafond. Die zware riem is hier niet getekend. De riem brengt de draaibeweging van de as over op het weefgetouw. Er zijn meer weefgetouwen op de as aangesloten. Zie hiervoor de foto helemaal bovenaan. Daar zijn bovenin de assen en links en rechts de leren riemen te zien. De as zelf is verbonden met de stoommachine, die alles in beweging zet.

De slagstokken vervangen de armen van de wever. Zij zijn met leren riemen aan de stootblokjes verbonden. De stokken worden in beweging gebracht door de stoommachine. Die stuurt via kabels, assen en riemen alle weefgetouwen aan.

powerloom2

Mechanisch weefgetouw. Vanaf de slagstok gaat een leren riempje naar de stootblokjes. Via de riempjes en de stootblokjes slaan de slagstokken de spoel heen en weer.

Mechaniseren en automatiseren

De machine doet nu het echte werk – het weven – en de wever doet wat de machine niet kan. Hij stopt de machine als er een draad knapt of als er inslaggaren in de spoel moet. Als de machine het werk doet en de arbeider doet de restarbeid, dan noemen we dit mechanisering.

De wever moet goed opletten, want als de machine doorwerkt terwijl er een draad breekt, dan zit er een fout in de doek. Daarom bedienen wevers in de begintijd maar één of twee weefgetouwen tegelijk. Als weefgetouwen uit zichzelf afslaan bij draadbreuk, dan kan één wever vier of zes weefgetouwen bedie­nen. Pas dan is het weven met stoom goedkoper dan een handwever. Een machine die uit zichzelf stopt neemt niet alleen de handelingen, maar ook controlerende taken van de arbeider over. Als dit gebeurt spreken we van auto­matise­ring. Rond 1850 is dit het geval. De handwevers kunnen nu niet meer met de machine concurreren. De Twente fabrikeurs gaan nu fabrieken bouwen en worden fabrikanten.

Foto12

Inslaggaren wordt van zware klossen overgespoeld op dunne pijpjes voor in de weefspoel. Koninklijke Stoomweverij in Nijverdal, 1895

Schietende spoelen

Het weven in een stoomweverij is gevaarlijker dan op de boerderij. Een wever kan zijn gewond raken als er een spoel uit het weefgetouw weg­schiet. De riemen die de weefgetouwen aandrijven rukken soms ledenmaten af. Om garens nat te houden en zo draadbreuk tegen te gaan, blaast men hete stoom in de ruimte. De met olie vervuilde vloer wordt dan spekglad, waardoor een vermoeide wever snel uitglijdt. Bovendien werken de wevers dan in een sauna, waarin ze ook nog eens worden verdoofd door het onvoorstelbare kabaal van de weefgetouwen.

KSW 19e eeuw

Kettinggaren wordt vanaf het klossenrek op de boom gewikkeld. De volle boom wordt daarna in het weefgetouw gehangen. Daar wordt het kettinggaren (de schering) met een weefspoel verweven met het inslaggaren. Koninklijke Stoomweverij, 1895.