De machinemakers
Als de spoorwegen in 1865 – 1866 gereed zijn is Twente voldoende ontsloten om steenkool, grondstoffen en machines in te voeren en weefsels de wereld in de sturen. Zo’n 10 jaar later zijn er veel nieuwe textielfabrieken bijgekomen. Nu doemt er een nieuw probleem op. Bijna alle machines komen uit Engeland. Als een machine gerepareerd moet worden, dan kan dat maanden duren. De traditionele dorpssmid doet wat hij kan, maar weet weinig van machines.
Reparatiewerkplaats Stork – Meyling & Co.
In 1859 beginnen de Oldenzaalse broers Coen en Charles Stork samen met de dorpssmid Jan Meyling in Borne een reparatiewerkplaats voor textielmachines.
De firma Stork – Meyling & Co. bouwt in die begintijd ook zelf enkele textielmachines. De Enschedese weverij Ter Kuile vraagt Stork in 1860 om een kalander te bouwen. Dat is een soort strijkbout, een machine die weefsels onder grote druk tussen twee rollen leidt. Zo wordt de stof geperst en komt er een glanslaag op. De kalander van Stork doet van 1860 tot 1902 zijn werk. Daarna wordt de machine verbouwd en komen de oude rollen in een nieuw frame te hangen. De oude frames met het opschrift Stork – Meyling & Co. 1860 worden zorgvuldig bewaard.
In 1954 gaat dan bijna 100 jarige kalander met beide frames naar het textielmuseum (in oprichting) in Enschede. Hier stond de eerste machine die ooit in Twentse is gebouwd jarenlang opgesteld. In 2014 is de kalander door museum TwentseWelle overgedragen aan het HEIM in Hengelo.
Machinefabriek Stork
Als Coen Stork in 1863 overlijdt en Jan Meyling in 1865 uit het bedrijf stapt, neemt Charles Stork de werkplaats over en zet de machinefabriek Gebr. Stork & Co. op. In 1868 verplaatst hij het bedrijf van Borne naar het spoorwegknooppunt in Hengelo.
In Hengelo bouwt Stork stoomketels en stoommachines. In 1873 levert Stork de 100e stoommachine af en in 1891 de 1000e stoomketel.
Als een stoommachine van Stork in 1878 op de Wereldtentoonstelling in Parijs een gouden medaille wint, krijgt de machinefabriek veel orders uit het buitenland. De machinefabriek opent in die tijd ook vestigingen in Haarlem en Amsterdam en maakt daar stoommachines voor schepen.
Ook is Stork betrokken bij de oprichting van Werkspoor (1891), elektriciteitscentrales als het Twentsch Centraal Station (1900) en Hoogovens (1918). Gaandeweg bouwt Stork installaties voor suikerfabrieken, pompen voor polderbemaling, hijswerktuigen, stoomturbines, dieselmotoren, scheepsmotoren, baggermolens, treinstellen, slachtmachines en vliegtuigonderdelen.
Tegenwoordig is Stork in buitenlandse handen en opgesplitst in meerdere takken. Stork werkt voor bedrijven die zich met olie, gas, chemie en elektriciteit bezig houden. Een deel van de vroegere Stork fabrieken is nu van Siemens.
Heemaf
Stork is gevestigd aan de kruising van twee belangrijke spoorwegen. Dit werkt als een magneet op andere machinebouwers. Als in de late 19e eeuw elektriciteit belangrijk wordt, vestigen bedrijven die elektrische apparaten maken zich ook in Hengelo. Bekend is de Heemaf (Hengelosche Elektrische en Mechanische Apparaten Fabriek), die elektromotoren en later ook dynamo´s maakt.
De Heemaf komt voort uit het Electrotechnische Adviesbureau Hofstede Crull & Willink. Dit bureau in Borne bouwt vanaf 1895 elektriciteitscentrales in Borne, Hengelo en Enschede en ziet ook toe op de productie en levering van elektriciteit.
In 1900 verhuist het bureau naar Hengelo en in 1908 wordt het voortgezet als Heemaf. Het bedrijf heeft grote klanten als Philips en de Staatmijnen en bedient onder meer ook de textiel-, papier, glas-, aardolie- en chemische industrie. Als de PTT in 1931 telefooncentrales gaat automatiseren, maakt de Heemaf de telefoontoestellen.
In de jaren ’50 maakt de Heemaf elektromotoren voor treinen en andere elektronische apparatuur voor de Nederlandse Spoorwegen. De Heemaf ontwikkelt ook de eerste spaarlamp.
De Heemaf wordt een enorm bedrijf dat buiten Hengelo ook fabrieken en vestigingen in het buitenland heeft. In 1963 gaat de Heemaf met andere elektrotechnische bedrijven op in Holec.
Hazemeyer
Een ander elektrotechnisch bedrijf dat Hengelo op de kaart zet is Hazemeyer. Oprichter Floris Hazemeyer werkt 8 jaar als projectleider bij Hofstede Crull & Willink voor hij in 1907 zijn eigen bedrijf opzet. De fabriek maakt schakelaars, schakelkasten en beveiligingsmateriaal.
Heel Nederland krijgt begin 20e eeuw elektriciteit en het logo met de dubbele H (Hazemeyer Hengelo) verschijnt in vele huizen en fabrieken. Na de Tweede Wereldoorlog levert het bedrijf een belangrijke bijdrage aan de wederopbouw.
Hazemeyer is alleen in Nederland actief en als het herstel van Nederland vordert blijkt dat te kwetsbaar. Om sterker te staan werken elektrotechnische bedrijven vanaf 1963 samen onder de naam Holec. Ook Holec gebruikt het logo met de dubbele H. Na vele reorganisaties is het oude Hazemeyer sinds 2003 in Amerikaanse handen. Het bedrijf heet nu Eaton Holec.
Holland Signaal
In 1922 zet Hazemeyer een tweede bedrijf op; Hazemeyer’s Fabriek van Signaalapparaten. Dit bedrijf maakt elektronische apparaten voor de Koninklijke Marine. De marine wil schepen uitrusten met een vuurgeleidingssysteem. Met zo´n systeem kun je vanaf een bewegend schip een projectiel afvuren naar een doel dat ook beweegt, zoals een vliegtuig. Tussen het moment van vuren en inslaan heeft een vliegtuig zich verplaatst. Het vuurgeleidingssysteem moet de nieuwe positie van het vliegtuig al voor het vuren berekend hebben. Het beste vuurgeleidingssysteem is Duits, maar Duitse firma’s mogen na de Eerste Wereldoorlog geen wapens maken. Daarom werkt Hazemeyer’s Fabriek voor Signaalapparaten samen met het Duitse Siemens & Halske. Bedrijfsleiding en personeel van de fabriek in Hengelo zijn vanaf het begin bijna volledig Duits. In de jaren ’30 ontwikkelt de fabriek ook de eerste radarapparatuur.
Vlak voor de oorlog krijgt het bedrijf alsnog een Nederlandse directeur. Die weet net op tijd tekeningen en documenten naar Engeland te brengen. Zo krijgen de geallieerden toegang tot Hengelose wapensystemen. De Duitse bezetter zet de productie in Hengelo echter voort en zo bevechten Duitsers en geallieerden elkaar met dezelfde systemen.
Na de oorlog wordt het bedrijf overgenomen door Philips en heet het Holland Signaal. Men bouwt radarsystemen voor Nederlandse marineschepen en later vuurgeleidingssystemen voor de landmacht. Ook worden computers, software en communicatieapparatuur ontwikkeld. Naast vuurgeleidingssystemen als de Goalkeeper maakt men apparatuur voor lucht- en zeehavens. Sinds 1990 is Signaal in Franse handen en nu heet het Thales Nederland.
Meer weten?
Techniekmuseum HEIM in Hengelo is samengegaan met Crea en de muziekschool en heet tegenwoordig Oyfo. Het museum toont veel machines en apparaten die door Stork, Heemaf, Hazemeyer, Holec en Holland Signaal zijn gemaakt.