Kunstmest en koeien
Als in 1865 – 1866 de spoorwegen in Twente gereed zijn, gaat de textielindustrie in Twente sterk groeien. Het betere vervoer maakt niet alleen de import van kolen en katoen goedkoper. Ook graan komt nu in grote hoeveelheden uit de Verenigde Staten naar Europa. Het Amerikaanse graan is zo goedkoop, dat de graanprijs in heel Europa daalt. Boeren verdienen niets meer met het graan dat ze zelf verbouwen. Er ontstaat een landbouwcrisis, die van 1878 tot 1895 duurt. Ook de boeren in Twente hebben hier last van. Velen trekken naar de stad. Daar gaan ze werken in de textielfabrieken, die in die tijd juist mensen nodig hebben. Voor boeren die wel op het land blijven, verandert er uiteindelijk ook veel.
Stijgende welvaart
Door de komst van de trein wordt het graan goedkoop en gaan fabrieken zich ontplooien. Alles wat fabrieken maken, maken zij in grote hoeveelheden. Hierdoor zijn artikelen die uit fabrieken komen goedkoper, dan de producten van een handarbeider. Dat geldt niet alleen voor textiel, maar voor alle artikelen.
Terwijl brood en andere producten goedkoper worden, stijgen de lonen van de fabrieksarbeiders. In de stad hebben de mensen nu meer te besteden dan vroeger. Arbeiders kunnen nu voedsel kopen, dat duurder is dan brood. Als de boeren niets meer verdienen met graan, kunnen ze dan niet beter vlees gaan verkopen? Na 1900 stappen de boeren inderdaad over van akkerbouw op veeteelt, maar dat gaat niet zomaar.
Weinig mest
Een boer kan in Twente niet zomaar een paar extra koeien laten grazen. Daarvoor zijn de bestaande weiden te schraal. Omdat er maar weinig koeien zijn, is er altijd te weinig koemest. Hoe maak je de akkers op de onvruchtbare zandgrond dan toch vruchtbaar? Dat doen de boeren door plaggen te steken op de heidevelden. De heideplaggen worden gebruikt als plantaardige mest, die in het voorjaar over de akker wordt verspreid.
Het duurt wel 20 jaar voor de heide weer zo ver is aangegroeid, dat je van hetzelfde veld opnieuw plaggen kunt steken. In de tussentijd moeten de heidevelden met rust gelaten worden. Je kunt er geen akkers of weidevelden van maken, want dan hou je uiteindelijk te weinig heide over om de akkers te bemesten.
Marken afschaffen
Omdat de heidevelden nodig zijn voor de mest, worden zij eeuwenlang beschermd door organisaties van boeren. Deze organisaties worden marken genoemd. Alle marken hebben een gemarkeerd (afgegrensd) gebied dat zij beschermen.
In de Franse tijd verandert er veel in Nederland. Ook de landbouw moet veranderen. Vanaf de vroege 19e eeuw heffen de Fransen de marken geleidelijk op. Als de Fransen weg zijn, gaat het opheffen van de marken door.
In de praktijk verandert er weinig. Iedereen weet hoe belangrijk de heide is en niemand durft hier iets te veranderen. Maar mochten boeren iets willen veranderen, dan zijn er in elk geval geen marken meer die dat tegenhouden. Dit komt van pas als de boeren eind 19e eeuw niets meer kunnen verdienen met akkerbouw.
Als er in Twente geen graan meer verbouwd hoeft te worden, dan zijn de heidevelden als mestleverancier niet meer nodig. De heidevelden zijn bijna niets meer waard en Twentse textielfabrikanten kopen ze voor weinig geld op. Om iets met de heidevelden te gaan doen, richt de Enschedese textielfabrikant Albert Jan Blijdenstein in 1888 de Nederlandsche Heidemaatschappij op. Vanaf 1890 gaat de Heidemij de heidevelden bewerken. Zo worden er bossen en weilanden aangelegd in Twente.
Water beheersen
Omdat zandgrond onvruchtbaar is, oogsten boeren maar weinig graan van de akkers. Ook koeien hebben op de schrale weide weinig te eten. Veel weidevelden zijn niet alleen onvruchtbaar, maar ook nat. Om drassige grond droog te maken en overstromingen bij regen tegen te gaan, worden waterschappen opgericht. Die organisaties gaan het water beheren.
Locomobiel
Hierbij is het belangrijk dat de oorzaak van de nattigheid wordt aangepakt. Onder het zand ligt een laag keileem, die geen water doorlaat. Daarom kan het water niet in de bodem wegzakken. Eeuwen kunnen mensen dit probleem niet oplossen. Je hebt er een ploeg voor nodig die diep in de grond de laag keileem kapot trekt. Geen paard of koe die daar de kracht voor heeft. Een stoommachine heeft die kracht wel. Voor het gebruik op het platteland bouwt men daarom stoommachines op wielen, die locomobiel worden genoemd. Om de laag keileem kapot te trekken, wordt een diepploeg aan een ketting tussen twee locomobielen heen en weer getrokken. Er worden nu meer droge weidevelden aangelegd.
Kunstmest
De import van Amerikaans graan maakte de akkerbouw overbodig, maar met melk, boter, kaas en vlees kunnen boeren wel geld verdienen. Deze producten kunnen worden verkocht in de industriesteden, waar arbeiders door de lage prijs van brood geld overhouden voor vlees en zuivel. Omstreeks 1925 wordt er in de fabrieksstad Enschede zelfs meer vlees gegeten, dan in andere steden in Nederland.
Veel boeren kiezen eieren voor hun geld en stappen van akkerbouw over op veeteelt. Dit wordt gestimuleerd door de uitvinding van kunstmest, dat in 1910 beschikbaar komt. Nu zijn heidevelden als leverancier van mest echt overbodig geworden. Steeds meer hei wordt omgezet in weide voor het vee en akkers voor het verbouwen van veevoer. Leverden koeien vroeger mest voor de akkers, nu leveren de akkers voer voor de koeien.