Een techneut uit de tropen
Gewapend met techniek verspreiden voorlopers van de mens zich vanuit Oost-Afrika naar Azië en Europa. Dit begint zo’n 1,8 miljoen jaar geleden met de Homo Erectus. Waar deze migrant uit de tropen in koude streken belandt, daar verwarmt hij zich met vuur, kleren en tenten van huiden. Door in het klein een warm klimaat om zich heen te creëren, beschermt hij zijn lichaam tegen de kou.
Een tweede uittocht uit Afrika
De Homo Erectus is de eerste mensachtige die zich vanuit Afrika verspreidt, maar niet de laatste. Zo’n 500.000 jaar geleden ontstaat de Heidelberg mens. Ook de Heidelberg mens komt oorspronkelijk uit Afrika en verspreidt zich over Europa, het Midden-Oosten en Centraal-Azië. Uit de Heidelberg mens komt 200.000 jaar geleden de Neanderthaler voort. De Neanderthaler is de eerste mensachtige die buiten Afrika ontstaat en niet in Afrika leeft.
In Europa, het Midden-Oosten en Centraal-Azië heerst op dat moment een ijstijd. Met zijn sterke, korte lichaam is de Neanderthaler aangepast aan de kou. Toch heeft ook de Neanderthaler techniek nodig om te overleven, net als eerder de Heidelberg mens en alle voorouders daarvan.
Zo jaagt de Neanderthaler met een korte speer van dichtbij op mammoeten, wolharige neushoorns, reuzenherten, holenberen en schapen.
Als het klimaat geleidelijk warmer wordt en veel grote dieren uitsterven, verdwijnt 28.000 jaar geleden ook de Neanderthaler. Waarschijnlijk hebben zij zich ook vermengd met de moderne mens, de Homo sapiens (zie onder).
Neanderthalers in Twente
In Nederland zijn van de Heidelberg mens alleen bij Maastricht en Woerden werktuigen gevonden. In Twente is niets aangetroffen wat zo oud is. Hier zijn de vroegste sporen van mensachtigen afkomstig van de Neanderthalers. Deze voorouder van de mens leeft hier van 135.000 tot 35.000 jaar geleden. Volgens andere schattingen gaat het om de periode van 250.000 tot 50.000 jaar geleden. Stenen werktuigen van Neanderthalers zijn vooral bij Mander en Losser gevonden. De werktuigen lagen aan de westkant van de stuwwal, die van Ootmarsum naar Enschede loopt.
Vanuit hun tentenkamp op de hoge stuwwal bij Mander kijken de Neanderthalers uit over de dieren, die beneden op de toendra grazen. Op zoek naar vers gras trekken deze grazers elk voorjaar naar het noorden, en in de herfst weer naar het zuiden. De Neanderthalers blijven niet in Twente wonen, maar breken telkens hun kamp op en trekken met de dieren mee.
Een toendra is een vlakte die grenst aan een poolgebied. De bodem is permanent bevroren en zelfs ’s zomers blijft de temperatuur onder de 10 graden. Daarom groeit er alleen gras en mos. Voor bomen en struiken is het te koud.
Neanderthalers verzamelen wel noten en vruchten, maar eten toch vooral vlees. In het koude Twente jagen ze met hun korte speren op mammoeten, muskusossen, wolharige neushoorns, reuzenherten en paarden.
De Neanderthalers schrapen vet en vlees van de dierenhuiden af, conserveren de huiden met rode oker en maken er kleren en tenten van.
Oker is aarde waar van nature een beetje ijzer in zit. Daarom kleurt deze aarde geel, rood of bruin. Oker wordt al in de prehistorie gebruikt om huiden te conserveren, rots- en grottekeningen te maken, en het lichaam of de botten van een overledene te beschilderen.
Naast vuursteen worden ook geweien, slagtanden en dierenbotten gebruikt om messen, speerpunten of schrapers te maken. Vuur maakt de Neanderthaler door met vuursteen tegen een stuk pyriet te slaan.
Bij een andere techniek rolt hij een takje snel tussen zijn handen op en neer . Met de warmte die zo ontstaat, laat hij een plukje gedroogd mos smeulen en zo kan hij een vuurtje ontsteken.
Als een jager ziek of gewond is, dan wordt hij verzorgd door de groep. Overleden Neanderthalers worden met rituelen begraven, onder meer door rode oker over het lijk te strooien.
De Neanderthalers reizen in kleine groepjes rond en hebben af en toe contact met andere groepen. Zo komen ze aan de oker, die uit de Ardennen en de Eiffel komt. Omdat de vuursteenknollen in Twente te klein zijn om er grote vuistbijlen of lange messen van te maken, worden knollen en half afgewerkte stenen werktuigen van 100 kilometer of verder aangevoerd.
De moderne mens
Als 200.000 jaar geleden buiten Afrika de Neanderthaler tot ontwikkeling komt, ontstaat in Oost-Afrika de Homo sapiens. Net als de Neanderthaler stamt ook deze moderne mens af van de Heidelberg mens. Vanuit Afrika trekt de Homo sapiens 80.000 jaar geleden naar China. Zo’n 65.000 jaar geleden vestigt de moderne mens zich ook op het Arabisch schiereiland en in het Midden-Oosten. De Homo sapiens komt 15.000 jaar geleden in Twente aan.
Rendierjagers
Net als de Neanderthaler is ook de moderne mens een jager-verzamelaar, maar hij eet veel meer plantaardig voedsel. In Twente verzamelen de nieuwe bewoners vooral kraaiheide en zuring. Met een lange speer jagen ze ook op rendieren.
Van de huiden maakt de rendierjager kleren en tenten. Om de huid te conserveren smeren de mensen er rode oker op. Vanuit de Ardennen en de Eiffel wordt deze stof aangevoerd over de hoge stuwwallen en zandruggen, die als wegen dienen. Ook de rendierjager gebruikt nog grove, vuurstenen werktuigen. Als hij hout nodig heeft voor een tent of een vuurtje, dan kapt hij met een stenen bijl één van de spaarzame dennen, berken of wilgen. Met een mes, schraper of priem ter grootte van een glasscherf maakt hij kleding, tenten, speren of andere werktuigen uit huid, hout, been of hoorn.
De werktuigen van rendierjager lijken sterk op die van Neanderthalers. De periode waarin de stenen werktuigen van rendierjagers, Neanderthalers en hun vele voorlopers worden gemaakt heet de oude steentijd.
Jager-verzamelaars van de midden steentijd
Als het klimaat 11.000 jaar geleden warmer wordt, verschijnen er bossen met dennen, eiken en elzen in Twente. De rendieren verdwijnen en wilde zwijnen, oerossen, wolven, edelherten, reeën, vossen en vele vogels nemen hun plaats in. Anders dan de rendierjagers, die elk seizoen de trekkende dieren volgen, blijven de jager-verzamelaars in deze warmere tijd eeuwenlang in dezelfde tentenkampen wonen. Soms wonen ze 2,5 duizend jaar op dezelfde plaats. Ze jagen in het bos op herten, gaan vissen in de rivieren of beken, en verzamelen vruchten, wortels en noten. De jager-verzamelaars verbeteren ook hun stenen werktuigen, die nu kleiner, scherper en mooier worden. Deze periode met verbeterde werktuigen heet de midden steentijd. Naast vuursteen worden hout, riet, leer, gewei en bot gebruikt om werktuigen te maken.
Meer weten?