Een koude start

FI-Pre-KoudeStart

Het landschap in Twente is meestal vlak, maar op sommige plekken zijn er opvallende heuvels. Die heuvels liggen als een soort ruggengraad in het landschap. Er loopt een heuvelrug van Ommen naar Markelo, en een andere gaat van Ootmarsum naar Enschede. Waar komen de heuvelruggen vandaan?
De heuvelruggen zijn niet de enige bijzonderheid van het Twentse landschap. Wat ook opvalt is dat de bodem soms zo drassig is, dat er beken, venen en moerassen voorkomen. Waarom is de bodem in Twente op sommige plekken zo nat?

Bulldozers van ijs

Zo’n 150.000 jaar geleden is Europa in de greep van een barre ijstijd. Het ijs op de Noordpool breidt zich steeds verder uit. Langzaam schuift een gigantische laag ijs van wel 200 meter dik over het land. Heel Noordwest-Europa komt onder het ijs te liggen. In Overijssel komt het ijs tot stilstand, maar niet helemaal. Vanuit het ijs schuiven gletsjers (bevroren rivieren) het land in. Piepend en krakend wringen deze ijsrivieren zich door de dalen van de IJssel, Regge, Dinkel en Vecht.

perito-moreno-gletsjer-los-glaciares

Als de gletsjers langzaam door de rivierdalen schuiven, duwen ze aarde, keien en puin voor zich uit. Vergelijk het maar met een houten blokje in een zandbak. Als je het blokje over het zand schuift en je drukt er een beetje op, dan hoopt het zand zich voor het plankje op. Je moet steeds meer zand wegduwen en een deel van het zand wordt naar de zijkant van het plankje geduwd. Op dezelfde manier duwen de gletsjers als gigantische bulldozers aarde, keien en puin voort. Dit materiaal zetten ze in grote hopen aan de zijkant af. Zo ontstaan de heuvels in Twente, aan de oevers van de rivierdalen. Omdat deze heuvels door het ijs zijn opgestuwd, worden ze stuwwallen genoemd.

grote kei naar RMT

De grootste zwerfkei van Twente wordt in 1928 in een weiland bij Lonneker gevonden. De steen weegt 30.000 kilo en is in de ijstijd door een gletsjer voortgeduwd. De kei wordt met een speciale trein naar Rijksmuseum Twenthe gebracht. Daar ligt de steen voor de deur.

Drassige dalen

De gletsjers duwen niet alle zand, klei en stenen opzij. Een deel komt onder het ijs te liggen en wordt door het enorme gewicht geplet. Onder de ruim 200 meter dikke laag ijs ontstaat een laagje aarde dat zo sterk is samengeperst, dat er geen water meer door kan. Deze ondoordringbare laag wordt keileem genoemd.

stuwwalvorming_tcm245-72548
Als de ijstijd afloopt en het klimaat warmer wordt, dan smelten de gletsjers. Het smeltwater kan door het keileem niet in de bodem wegzakken. Een deel van het water stroomt via de Regge, de Dinkel en de Vecht naar zee, maar de rest blijft als grote plassen in de dalen staan. Op deze plekken ontstaan venen en moerassen.

Haaksbergerveen. Foto Bert van de Haar.

Haaksbergerveen. Foto Bert van de Haar.

Deze vochtige plekken zijn geliefde drinkplaatsen van wolharige neushoorns, mammoeten en reuzenherten. Terwijl deze dieren op de lage vlakten grazen, worden ze van bovenaf bekeken door Neanderthalers. Deze eerste bewoners van Twente wonen zich hoog en droog op de stuwwallen. Op de stuwwallen vinden de Neanderthalers ook vuurstenen. Dit zijn ronde stenen, die door het ijs zijn aangevoerd. De Neanderthalers slaan de vuursteenknollen kapot om er stenen werktuigen van te maken.

Zandstormen

Zo’n 120.000 jaar geleden breekt er opnieuw een ijstijd aan, de laatste tot nu toe. Het poolijs bereikt Twente nu niet meer, maar door de kou groeit hier vooral gras. Af en toe staan er ook bomen, zoals een den, berk of wilg. We noemen zo’n landschap een toendra.

Laatste ijstijd poolwoestijn

Over de kale grasvlakte waait veel wind. De wind komt vaak uit het westen en voert dan zand van de drooggevallen zee aan. Heel Twente raakt bedolven onder een dikke laag zand. Tussen de hoge stuwwallen liggen nu lage zandvlaktes.
Ook in deze laatste ijstijd wonen er Neanderthalers op de stuwwallen. Als het 35.000 jaar geleden te koud wordt, trekken ze naar Zuid-Europa. Een paar duizend jaar later sterven de Neanderthalers uit.

TOENDRA

De zon breekt door

Zo’n 11.000 jaar geleden loopt de laatste ijstijd af en breekt er een warmere periode aan. Er groeien nu dennen, eiken en elzen in Twente. Het landschap verandert hierdoor van een toendra in een steppe met oerbossen. In de bossen leven wilde zwijnen, oerossen, wolven, edelherten, reeën, vossen en vele vogels. In de lage gebieden zijn venen en moerassen. De rest van het water wordt door beken naar de Regge en de Dinkel afgevoerd.
Als er teveel water is, dan stromen de beken en rivieren over. Na elke overstroming blijft er vruchtbare klei langs de oevers liggen. Zo ontstaan op de onvruchtbare zandvlakten ook vruchtbare stukken land.

dekzand_tcm245-72537

Nieuwe bewoners

De mensen die inmiddels op dit land leven zijn geen Neanderthaler meer, maar moderne mensen. Als deze Homo sapiens in Twente gaat wonen, is de ijstijd nog niet afgelopen. Zo’n 4.000 jaar lang jagen de mensen op wilde dieren en verzamelen ze vruchten op de koude steppe om aan eten te komen.

 

Als de ijstijd afloopt en het klimaat verbetert, veranderen de bewoners hun manier van leven niet. Ze gaan nog 4.000 jaar door met jagen en verzamelen. Al die 8.000 jaar lang wonen de jagers op de flanken van stuwwallen. Daar hebben ze droge voeten. Verder doen ze niets met de hoge en lage gebieden.

De bodem als bestaansbasis

Jagers en verzamelaars weten niet dat de grond van stuwwallen en rivieroevers vruchtbaar is, en zandgrond niet. Als 7.200 jaar geleden de eerste boeren in Twente gaan wonen, dan gaan zij wel beter naar de bodem kijken. Landbouwers werken immers met de grond. Zij ontdekken dat er verschillen zijn tussen gebieden die hoog of laag liggen, die nat of droog zijn, en waar de bodem van zand of van klei is. Waar leg je akkers met graan aan, waar laat je vee grazen? In de duizenden jaren die nog komen, leren de boeren hoe ze de verschillende gebieden kunnen gebruiken.

In de ijstijd ontstaan de stuwwallen, zandgronden en moerassen die kenmerkend zijn voor Twente. Deze gevarieerde bodem wordt voor de Twentenaren de basis van hun bestaan.