Een gravende graaf

FI-1771-GravendeGraaf

Weefsels uit Almelo worden sinds de 17e eeuw in Azië verkocht, doeken uit Enschede worden sinds de 18e eeuw over heel Nederland verspreid. Hoe wordt al dat textiel vervoerd?

Overijssel 1790

De Tegenwoordige Staat van Overijssel, Isaak Tirion, 1786.

Knooppunt Almelo

De meeste goederen bereiken en verlaten Twente via Almelo. Deze stad heeft aansluiting op de Regge en op die rivier monden veel beken uit. Vanuit het vervoerscentrum Almelo gaan de Twentse weefsels over de Regge en de Vecht naar Zwolle. Via de Zuiderzee worden ze dan naar Amsterdam en verder verscheept. Enschede, Hengelo, Borne of Oldenzaal liggen echter niet aan de Regge. Voordat textiel uit die steden Almelo bereikt, heeft het al een hele reis afgelegd. Hiervoor zijn land- en vaarwegen beschikbaar, maar hoe begaanbaar zijn die eigenlijk?

Overijssel 1634

“De Heerlycheyt van Over-yssel Van nieuws uytgegeven door C.I. Visscher”, Claes Janszoon Visscher, 1634. Op deze kaart wijst het noorden niet naar boven. Daarom is de kaart een kwartslag gedraaid en dan klopt het beeld weer. Als je op de kaart klikt, dan staan de letters weer recht. Duidelijk is te zien hoe de Regge uitmondt in de Vecht en hoe die naar de Zuiderzee stroomt.

Droog water

Een dik pak ijs perste in de ijstijd de ondergrond van Twente samen tot een ondoordringbare laag. Daarom blijft er veel water op het land staan en kent Twente vele beken en de rivieren de Regge en de Dinkel. Voor schepen zijn deze ‘vaarwegen’ vaak te ondiep. Alleen in het natte seizoen – van november tot april – is Twente bevaarbaar, mits het niet vriest.

Waterwegen Twente 1820

Kaart uit G.J. Schutten, ‘Varen waar een water is’. Hengelo 1981, p. 116.

Nat land

Reizen over zandwegen is in het natte seizoen niet te doen. Dan treden de beken en rivieren buiten hun oevers en staat veel land blank. Karren en koetsen blijven vaak steken in de blubber en paarden glijden uit. In de zomer zijn de zandwegen droog, maar dan bewerken de boeren het land en is er weinig textiel te vervoeren. Bovendien is vervoer over land duurder dan over water. Water draagt het gewicht en daarom kan een boot meer vracht vervoeren dan een kar.

Reuzenslalom

Als het water in de Regge laag staat, dan is de weg van Almelo naar Zwolle onmisbaar. Omdat die weg sinds 1783 niet onderhouden wordt, moppert de Almelose fabrikeur Hofkes in 1800: “Dit alomme bekende end wegs heeft meni­gen reisi­ger al dode­lij­ke schrikken afgejaagd en wie weet, welke onge­lukken er nog van gehoord zullen wor­den, daar deze passa­gie bijna nooit stil staat. Men heeft zedert jaren er geen hand aan geslagen, omdat de burgers en boeren met elkaar in verschil zijn getre­den over reparatië­n. En hieraan offert men zedert al dien tijd leeven en gezond­heid van zo menigen reisi­ger op.”

 

De problemen ontstaan in het natte seizoen. Als er plassen op de weg staan, dan rijden koetsiers er omheen. De wielen slijten de weg rond de plas uit en zo ontstaan nieuwe plassen. De koetsiers gaan dan naast de weg rijden, waardoor het probleem zich verplaatst en de weg honderden meters breed wordt. Op zo’n brede zandweg wordt dan een reuzenslalom gereden.

Weg Almelo - Zwolle

Een drassige zandweg op een aquarel uit 1881.

Worstelen met water

Omdat er vaak weinig water in de beken staat, ontwikkelen schippers in Enter een schuit met een platte bodem. Zo’n zomp kan 3.000 kilo vervoeren zonder diep in het water te liggen. Toch lopen ook zompen regelmatig vast.

zomp

Bouwtekening van een zomp. De waterlijn laat zien hoe ondiep dit bootje in het water ligt. Stichting Enterse Zomp

Alleen bij hoog water kan een schipper zijn zomp met een stok door het ondiepe water voortduwen. Bij laag water trekt hij zijn bootje met een touw vanaf de oever voort. Officieel mag dat niet, want dan trappen de mensen of hun trekpaard de oevers kapot. Om dit te voorkomen legt men zelfs voetangels en klemmen op de oever.

zomp3c

De schipper duwt zijn zomp met een stok van de waterkant af. Rechts buigt een man zich ver voorover om de schuit voort te trekken. De zomp op de achtergrond ligt hoog genoeg om met een zeil te varen. Foto Stichting Oudheidkamer Enter.

Wat ook niet altijd mag, is het opwerpen van dammen. Schippers bouwen een dam, laten het water opkomen tot hun bootjes weer drijven, en steken dan de dam door. Op de vloedgolf dobberen ze even voort, tot ze weer vastlopen en een nieuwe dam moeten bouwen. Om dammen te bouwen steken de schippers de oevers af. Zo worden de beken steeds ondieper. Soms krijgen ze ruzie met boeren, want het opgehoopte water treedt buiten de oevers en stroomt over hun land.

Enterse zomp

Ansichtkaart ‘De laatste Enterse zomp bij Rijssen’, 1920. Ook hier op de Regge is het zeil alleen bij hoog water bruikbaar. Bij laag water wordt het bootje getrokken vanaf de kant.

Røring op de Regge

Ook op de Regge lopen veel boten vast. De tocht van Almelo naar Zwolle kan wel twee weken duren. Ingenieur Winand Staring schrijft in 1847: “Wendt Uwe blikken naar de Regge. Van den vroegen morgen tot den laten avond heeft een tiental mannen gezwoegd en gezweet om dwars door het riviertje eenen dam op te werpen. Eindelijk is die gereed: het opgestuwde water verzamelt zich langzamerhand en heft tevens een tiental zompen op. Eenige uren, een dag welligt, moet er verloopen, voordat het vereischte peil wordt bereikt. Nu plotseling den dam doorgestoken, het water schiet met kracht nederwaarts en sleurt den kleine vloot met zich mede, terwijl de schippers alle krachten inspannen om door boomen den gang der scheepjes te verhaasten. Alles gaat goed tot anderhalf uur verder; daar is het water aan zijnen last ont­snapt … en de vloot ligt weder op het droge.”

 

Twickelervaart

Lange tijd leven boeren van de landbouw en is textiel een bijverdienste. Als textiel belangrijker wordt, dan moet dit het hele jaar door vervoerd kunnen worden. Het is tijd om wegen te verharden en kanalen te graven. In 1404 nam de stad Deventer al het initiatief om de Schipbeek te graven. Dit kanaal loopt van de IJssel tot de Buurserbeek. Hollandse boter en kaas gingen via Deventer naar Duitsland en Duitse houtvlotten dreven naar de steden in Holland.

Twickelervaart

Om het transport te verbeteren wordt tussen 1771 en 1775 de Twickelervaart gegraven.

In 1771 is het graaf Carel van Wassenaer Obdam die een kanaal graaft. De graaf woont op het landgoed Twickel en zijn kanaal heet de Twickelervaart. Deze vaart verbindt Delden met de Regge en is in 1775 klaar. Graaf Carel bouwt ook een haven met een herberg. In dit Carelshaven onderhandelen de schippers over lading en vrachtprijs.

Carelshaven 3

Tekening van herberg Carelshaven in Delden, met een hijskraan en een zomp zoals dat er eind 18e eeuw uitziet.

De graaf graaft het kanaal niet alleen om textiel te vervoeren. Op zijn landgoed heeft hij een bos van eiken en beuken geplant. Om dit hout te kunnen verkopen aan scheepswerven in Friesland, moeten de houtvlotten kunnen wegdrijven. Graaf Carel bouwt ook een houtzagerij met een windmolen.

Twickeler Houtzaagmolen

Houtzagerij bij Twickel.

100 jaar lang

Zo’n 100 jaar bevaren jaarlijks 200 zompen de Twikkelervaart. Naast hout verschepen zij textiel, graan, turf, zout, olie, teer en tabak. Door tol te heffen verdient de graaf hier goed aan. Het kanaal is echter smal en ontsluit alleen het zuiden van Twente. Als de textiel zich ontwikkelt wordt dat onvoldoende. In 1865 en 1866 komen er spoorwegen in Twente en in 1870 stopt het vrachtvervoer op de Twickelervaart. Het kanaal, de herberg, het productiebos en de houtzagerij blijven wel bestaan.